Leeuwarden. Mijn startkaart heeft nummer 4394, een relatief laag nummer. Dat kan niet anders betekenen dan dat je al jaren lid bent van de vereniging De Friesche Elf Steden. Rijdend lid wel te verstaan.
Ik ga 25 jaar terug in de tijd. Het is vandaag 4 januari 1997. Destijds in 1985 en 1986 had ik ook al het recht om mee te doen aan de Elfstedentocht. Daar kon ik, door mijn werk in het Midden-Oosten, echter geen gebruik van maken.
Nu moet het gebeuren. Vrijdag voor de kerstdagen begon het te vriezen. Slechts een tocht van 90 km en een van 65 km op natuurijs had ik afgelopen week in de benen zitten. Dat is niet veel. Terwijl ik donderdag schaatste op de Botshol hoorde ik voorzitter Henk Kroes van De Friesche Elf Steden zeggen: “Het gaat door!”.
Nu, twee dagen later, moet het gebeuren. We sliepen met een groep schaatsers uit Baambrugge bij een sauna baas, midden in het centrum van Leeuwarden. Er werd, zittend in de sauna, als avondeten boerenkool met worst gegeten: het fundament voor de tocht van morgen.
Slapen die nacht, vergeet het maar! Kling, kling, kling, ging telkenmale de voordeurbel van het sauna bedrijf. Rond twaalf uur liep plots een kat tussen de op zolder “slapende” schaatsers en nog iets later moest zo nodig de dochter des huizes zich op het toilet van de schaatsers optuigen voor de nacht van Leeuwarden. Moeder verontschuldigde zich nog met de woorden van puberaal gedrag of iets dergelijks. Maar slapen, nee, dat kwam er niet van. Het is kwart voor vier. Jan, nota bene een schaatser die pas om half tien mag starten, krijgt het op zijn heupen en staat met een luide kreet op, hopt met zijn slaapzak door de kamer en iedereen is direct wakker.
De ochtend
De dag is begonnen, de laatste voorbereidingen voor de tocht der tochten. Nu moet alles kloppen. Alle materialen moeten aangetrokken worden of meegenomen worden. Niets mag je nu vergeten. Gelukkig had ik de avond ervoor alles in de juiste volgorde klaar gelegd. Eerst vraag ik mijn buurman twee thermopleisters op de rug te plakken. Die tip heb ik van Anco gekregen.
Ik had Anco, als bedrijfsarts van het Arbo team, waar ik als veiligheidskunde bij werkte, voor aanvang van de tocht nog snel even geconsulteerd. Je kunt het rijden van zo’n tocht best als werk beschouwen. Een beetje bedrijfsarts moet je kunnen adviseren over arbeid onder extreme omstandigheden. Die thermopleisters moest ik ook nog ergens anders plakken van Anco. De details daarover zal ik u besparen evenals het moment dat ze weer verwijderd moesten worden…
Maar Anco had nog een andere tip. Terecht verwees hij mij door naar mede teamlid Michelle, de bedrijfspsycholoog. Je kon het immers niet weten – hoe zat het bij Dirk de Groot tussen de oren? Hij was wel lid van de Friese elf steden vereniging maar nu moest er gepresteerd worden. Ook Michelle kreeg ik nog aan de telefoon. Haar hulpverlening, of liever gezegd adviezen, waren eenvoudig. Dit keer geen onnodig intakegesprek. Nee, direct recht voor zijn raap het antwoord van de psycholoog. Michelle noemde het later de “eind hout methode”. Na het telefoongesprek wist ik precies wat me in de bovenkamer stond te wachten. Dat “eind hout” van Michelle zou me van tijd tot tijd er wel weer bovenop helpen.
Het ijs op
Ja, en dan begint het. Rick Nieman van RTL, die de groep Baambrugse schaatsers ’s morgens in beeld bracht, heeft zijn werk gedaan. Ook hij heeft zijn plaatjes kunnen schieten van schaatsers die wakker worden en dikke boterhammen met spek eten. Rick en cameraman lopen mee van de sauna door de stad Leeuwarden, naar de start tent achter het FEC gebouw. Met Bertus, de onvolprezen groenteboer van Baambrugge, sta ik in het starthok voor de nummers 4000 t/m 4999.

Om twintig over zes gaat voor ons het hek open, de tocht begint. Rick volgt nog met de camera. Hij schiet zijn plaatjes van vertrekkende schaatsers. Dan is er voor Rick nieuws, Erica Terpstra staat bij de uitgang. Rick laat de schaatsers de schaatsers en ontfutselt Erica enkele markante woorden. Ondertussen liep ik met Bertus richting Zwette. De schaatsen waren in no-time aan, het avontuur begon. De eerste slagen richting de verlichte brug, het ging prima.
Maar toen. Toen kwam mijn veiligheidskundig geweten. De duisternis omklemde mij. Het was een schimmenspel. Bertus reed slechts vier schaatsers voor mij, maar ik kon hem nauwelijks volgen. Links en rechts snelden andere schaatsers mij voorbij. Dan een schreeuw, er viel er weer eens een. Nee, uit veiligheidsoogpunt gezien was dit niets. Dit waren risico’s die onaanvaardbaar hoog waren. Ik reduceerde het tempo, ging rustiger rijden, lette goed op mijn voorgangers. Reden zij in een scheur, dan ontweek ik die.
Het ging prima, de wind blies mij richting Sneek. Het was daar gezellig, vooral bij de twee kluunplaatsen in Sneek. IJlst volgde. Daarna het Slotermeer op. Het werd licht en op dat moment zag ik rijen schaatsers. Ze reden allemaal dezelfde kant op. Er werd niet gesproken. Ik kreeg het idee van een koppel ganzen die naar het Zuiden trok. Een vreemde gewaarwording was dat daar op het Slotermeer. Waren dit mensen? Was dit een soort volksverhuizing? En hoeveel schaatsers waren er wel niet onderweg? Voor mij zag ik dat lint, oneindig lang. Achter mij zal het ook wel zo zijn geweest.
De stad Sloten was ik door voor ik er erg in had. Tot Stavoren was er niets aan de hand. Eigenlijk had ik tot Stavoren ook nog niet geschaatst, de wind was telkens mee. Bij Stavoren draaide ik de knop om: nu moest er gewerkt worden. Tot Dokkum aan toe, had ik al berekend, zou het wind tegen gaan worden. Maar eerst richtte ik mij maar op Bolsward ,dan had je er immers zo’n honderd kilometer op zitten, dat was de helft. Vanaf Stavoren had ik al snel in de gaten dat de enige manier om in Dokkum te komen was door in groepen te rijden. Schaatsers bij elkaar, elkaar uit de wind houden en om en om een stukje kopwerk nemen. Deze methode noemde ik de methode van overleven. Het was een goede oplossing voor de methode van collega Michelle. Anders zou ik met dat “eind hout” te maken krijgen. Ook de pleisters van Anco werkten goed. Er straalde warmte vanaf. Ja, als er maar een team achter staat dan klaar je dit soort klussen wel.
Ergens bij Hindeloopen of Workum haalden Daan en Henny mij in. Deze twee, ook lid van de IJsclub Baambrugge, waren tegen de klok van zeven uur vertrokken uit Leeuwarden. Dat ze mij nu pas inhaalden verwonderde mij eigenlijk wel. Beide cracks schaatsen normaal veel sneller dan ik. En ik had het voor mijn doen rustig aan gedaan. Immers tot twaalf uur vanavond had ik de tijd. Maar toen, toen begon het langzaam tot mij door te dringen. Eerst moest ik Franeker halen, dat lukte. Bij de vooraf afgesproken fourage post van IJsclub Baambrugge tankte ik mij weer helemaal vol met energie, ik kon er weer tegen aan!
Rekenen tussen Franeker en Bartlehiem
Aan het laatste klusje richting Bartlehiem – Dokkum begon ik om circa half drie. Na Franeker werd het land vlak, de vaarten werden recht, de toeschouwers stonden er soms en de tijd, die tikte maar door. De wind bleef maar tegen. Af en toe maakte ik een klein rekensommetje. Hoe hard zouden we nu in zo’n groep schaatsen? Was het tien kilometer per uur? Voor mijn gevoel ging het zo langzaam. Maar dat kon niet, dan zou je over een stuk van ruim 200 kilometer 20 uur doen.
Eindelijk, na kilometers tegenwind, hoorde ik zingen. In de verte moest dat zijn. Aan de horizon schenen lampen. Het was het dorp van drie huizen en een brug: Bartlehiem. Onder luid gezang draaiden we de Dokkumer Ee op. De Finkumervaart en al die andere eindeloze vaarten waren voorbij!

Direct na Bartlehiem viel de duisternis definitief in. In het begin zagen we nog schaatsers met een rotgang terugkomen uit Dokkum. Weldra zouden ook wij daar schaatsen. Met Henny en Daan bereikten we vlak voor zessen Dokkum. Slechts vijf minuten rust gunden we ons.
Dan de laatste kilometers. De zaklamp kwam uit de rugtas. Lekker met de wind mee richting Bartlehiem. Dat ging vanzelf. Direct na Bartlehiem ging het mis, we dachten wind mee te hebben, maar het werd weer wind tegen. Ook dat probleem overwonnen we, immers Leeuwarden was in zicht. Nog een geheime controle – nog acht kilometer zo vertelde men daar.
Het was aardedonker. De zaklamp kwam goed van pas. Zo zag ik ook juist op tijd de witte sneeuwwal waar ik pardoes in reed. De heftige armbeweging die volgde, was er waarschijnlijk de oorzaak van dat de zaklamp vanaf dat moment elke dienst weigerde. De laatste kilometers gingen als het ware op de tast. Nog vier, nog drie, nog twee kilometer. Plots was er weer een geschreeuw. Henny reed pardoes de wallenkant op. Die Friezen, onder leiding van Henk Kroes, hadden wat lampen bij de aankomst verkeerd opgesteld. Het felle licht over het vlakke land vanaf de Bonke verblindde je compleet. Je zag niets. Henny was een van de slachtoffers. Het liep goed met hem af, hij schaatste alweer.
Het klusje is geklaard
En dan, dan is er die laatste bocht! Je schaatst de Bonke op! Een lang recht eind van zo’n 800 meter.
Je weet dat je het haalt. Je geniet van de laatste meters. Je steekt je armen omhoog. Je bent voor jezelf een kampioen!
Je hebt het klusje geklaard, de tweehonderd kilometer zitten erop. Je passeert de finishstreep. Je klimt het houten plankier op richting laatste stempelpost. Daar staat keurig Rick Nieman van RTL te wachten. Je meldt je bij hem. Enkele ogenblikken later mag je tegen RTL kijkend Nederland zeggen “Het is een kwestie van overleven”.
’s Avonds heel laat, om kwart over een, stap je in Baambrugge uit de auto. Als een oude man krom van de spierpijn word je door je echtgenote opgevangen.
De voorzitter van de IJsclub heeft al een fles gebracht. De verhalen beginnen, de Elfstedentocht zit erop. Thuis was mijn binnenkomst al op de buis gezien. Maandagochtend bloemen van collega’s van het Arboteam, zij stonden er achter bij deze bijzondere vorm van arbeid, het schaatsen van de tocht der tochten. Die maandagavond werden de Baambrugse en Abcouder elf steden uitrijders gehuldigd tijdens de gemeentelijke nieuwjaarsreceptie in het dorpshuis “De Vijf Bogen”.
Nu vijfentwintig jaar later heb ik er wel weer zin om de tocht der tochten te schaatsen. Het “eind hout” zal ik ook dan weer nodig hebben, maar met het startnummer 4394 mag ik dan al in de eerste groep toerrijders vertrekken.
Dirk de Groot
Acht Baambrugse schaatsers reden mee in de Tocht der Tochten 1997
De acht waren:
J. Blokhuis †
P. Boonstra
J. Dankert †
D. de Groot
B. Kortver
J. van de Marel
H. Schockman †
L. Veenstra